In het voorjaar van 2018 werd Parijs-Roubaix verreden (een van de zwaarste eendaagse wielerkoersen van het jaar).
Na afloop van de wedstrijd was Nikki Terpstra (3de) bij de winnaar Peter Sagan aan het ‘gluren’ naar zijn gekozen bandenspanning. Hij voelde aan de banden van de fiets van Sagan om te weten wat de winnende bandenspanning is, vertelde hij later.
Nikki was nieuwsgierig naar anderen en denkt daar wat van te kunnen leren!
Gluren bij elkaar gebeurt in de topsport veelvuldig, kijken bij elkaar om er zelf beter van te worden. Dit betreft topsport, maar dit principe geldt natuurlijk ook voor ontwikkelingstrajecten van kinderen in de sport. Kijken bij elkaar levert waardevolle informatie op waar het kind van kan profiteren, denk bijvoorbeeld aan; welke oefenvorm goed is voor het trainen van voetenwerk.
Snel en behendig ‘voetenwerk’ komt in veel sporten terug.
Dus waarom niet van elkaar leren en dit gebruiken om jouw eigen visie en trainingen beter maken, met andere woorden; ga gluren bij de buren.
Veelal hebben wij in de sport te maken met situaties waar de ‘buren’ niet direct dichtbij zijn, dit bemoeilijkt het ‘kijken’. De velden en zalen liggen ver van elkaar af en er is weinig tijd om bij elkaar langs te gaan, laat staan tijd om van elkaar te leren.
Daarbij komt dat men niet altijd de noodzaak ziet om met elkaar in gesprek te gaan. “Ik speel toch handbal, wat kan ik van de tafeltennissers leren?” En “tennis is een compleet andere sport, niet te vergelijken”.
Indien men wel gemotiveerd is om bij de buren te gluren, dan is nog maar de vraag waar ernaar gekeken wordt? In de vereniging zijn het namelijk veelal goed willende vrijwilligers die de club draaiende houden en training geven. Het ontbreekt hen aan gedegen kennis over trainingsfysiologie en motorisch leren. Het kijken blijft beperkt tot het kopiëren van activiteiten die aansluiting vinden bij de doelsport. Wat overigens niet verkeerd hoeft te zijn natuurlijk, maar om een duurzame en rijke ontwikkelomgeving voor een kinderen te organiseren binnen de club, hebben we toch kennis en ervaring nodig die verder rijkt dan de training van morgen.
Is die rijke ontwikkelomgeving de stip aan de horizon, en wat houdt het in?
Een omgeving voor de holistische ontwikkeling van het kind
Een rijke ontwikkelomgeving voor kinderen is een omgeving waarin;
1) het kind centraal staat (Bronfenbrenner, 2009) in het ontwikkelproces (ontwikkelfase gericht opleiden),
2) er een pedagogisch veilig klimaat heerst,
3) waar leren bewegen en sporten boven presteren staat.
Met andere woorden er wordt ruimte geboden aan het kind om te kunnen komen tot hoge mate van participatie in de sport en/of prestatie in een specifieke doelsport en persoonlijke ontwikkeling (Cote & Hackford, 2014).
In deze omgeving mogen kinderen fouten maken, zelf tot oplossingen komen van beweeguitdagingen, leren ze spelenderwijs en gaan ze op latere leeftijd pas specialiseren (Cote e.a., 2007). En een omgeving waarbinnen het kind zelf gemotiveerd is/wordt om te bewegen (Aelterman e.a., 2017).
Er zijn vele mooie initiatieven te noemen op dit gebied; o.a. het AKT in Almere en de SportQube in Nijmegen. Een van de speerpunten van deze initiatieven is een programma waarin het kind meerdere sporten en/of fundamentele beweegvaardigheden aangeboden krijgt.
Het lijkt erop dat de route van brede ontwikkeling heden ten dage de voorkeur krijgt van wetenschappers en vooraanstaande trainers, boven de route van vroege specialisatie in een sport. Maar waarom?
Er zijn grofweg twee routes te onderscheiden binnen ontwikkelingstrajecten; vroege en late specialisatie in de sport (Developmental Model of Sport Participation, figuur 1.; Cote e.a., 2007)
Wat zijn de voor- en nadelen van vroege- en late specialisatie in een sport? In een overzichtsartikel van Malina (2010) wordt een aantal nadelen van vroege specialisatie opgesomd.
Zo zouden kinderen die vroeg specialiseren in een sport en veel uren maken;
1) grotere kans hebben op een sociaal isolement van hun leeftijdsgenoten (vooral in de puberteit),
2) het beperkt de ervaring in andere sporten,
3 ) een grotere kans hebben op een burnout,
4) een grotere kans op overbelasting en blessures hebben door het eenzijdige karakter van de trainingen.
Er zitten ook voordelen aan vroege specialisatie.
Het niveau van de sportprestatie ligt hoger op jonge leeftijd door het maken van veel uren op jonge leeftijd in de sport, die natuurlijk noodzakelijk zijn om uiteindelijk een topprestatie neer te zetten.
Echter, naast de route van vroege specialisatie is er ook nog een route van late specialisatie (vroege diversificatie route). Het proberen/beoefenen van meerdere sport en spel activiteiten staat hierbij centraal. Het is ook met deze route mogelijk om de top te behalen in een sport. Onder andere Roger Federer is een voorbeeld van deze route.
Wat zijn de voordelen van deze route?
1)Kinderen leren door vroege diversificatie; emotionele, cognitieve en motorische vaardigheden te ontwikkelen (Cote e.a., 2009).
2) Het lijkt dat kinderen creatiever zijn in het vinden van innovatieve speloplossingen (Memmert, 2011).
3) Kinderen zijn minder gevoelig voor overbelasting blessures.
4) Kinderen effectiever in het ontwikkelen van vaardigheden in de doelsport voor topniveau (DiFiori e.a., 2014).
Nu we de voor- en nadelen zo’n beetje hebben gewogen rijst de vraag hoe we dan een optimaal ontwikkeltraject moeten vormgeven.
Zoals hierboven is besproken, is de trend heden ten dage om een rijke ontwikkelomgeving vorm te geven aan de hand van brede ontwikkelingsprogramma’s voor het kinderen. Hierbij gaan we uit van een ecologische benadering op het ontwikkelen van potentie, of wel een holistische kijk op ontwikkelen. Waarbij het vooropstellen van de ontwikkeling van de individuele potentie van het kind prioriteit heeft. Dit houdt in dat er rekening gehouden wordt het individuele en grillige karakter van ontwikkelen van kinderen o.a. groei, maturiteit, motivatie, ambitie etc (Chow e.a., 2016). De dynamische systeemtheorie kan hier goed voor gebruikt worden en dient ook als onderlegger voor een ontwikkelingsmodel dat momenteel veelvuldig gebruikt wordt in de sport en bewegingsonderwijs praktijk, het Athletic Skills Model (Wormhoudt e.a., 2017).
Fundamentele bewegingsvaardigheden als basis voor motorische ontwikkeling
Het ASM is een holistisch en individu georiënteerd ontwikkelingsmodel, waarbij specifiek voor bewegen de brede ontwikkeling van motorische vaardigheden voorop staat. Variatie in oefenstof en het aanpassingsvermogen van het individu is in het ASM een focuspunt. Deze invalshoek wordt ondersteund door de motorisch leertheorie over impliciet leren, grofweg gezegd; met minder expliciete instructie het individu tot leren brengen.
De ontwikkelingsprogramma’s voor een brede motorische ontwikkeling van het kind zijn gebaseerd op de grondvormen van bewegen. Deze grondvormen zijn fundamentele bewegingen voor sporten (Barnett e.a., 2016) die als vaardigheid ‘concentrisch’ aangeleerd worden en worden gedifferentieerd voor leeftijdsfase.
Bijvoorbeeld de grondvorm ‘slaan’.
Deze vorm komt in meerdere sporten (tennis, badminton, squash, golf, hockey, honkbal en tafeltennis) terug en heeft daardoor een ‘leidende’ rol in het aanleren van de basis voor meerdere aanverwanten sporten (Robertson et al., 2018). Is deze grondvorm diepgeworteld (in meerdere hoedanigheden aangeboden) in het systeem van het kind, dan is de kans groter dat het kind later ook;
1) een grotere kans heeft om meerdere aanverwante sporten te spelen (life long active),
2) sneller andere aanverwante sporten aanleert,
3) creatiever is in het vinden van specifieke oplossingen binnen de doelsport.
Verder kunnen we redeneren dat gezien het brede karakter van dit ontwikkelingsmodel wellicht de voordelen van late specialisatie gelden.
Implementatie van breed motorisch ontwikkelen
Het creëren van een rijke ontwikkelomgeving voor kinderen en daarbij het implementeren van een breed motorisch ontwikkelingsprogramma is geen sinecure en vraagt om visie, kennis en ervaring op, en van het bewegende kind in relatie tot de omgeving. Deze visie moet gevormd worden met elkaar, wat willen we dat het kind leert? Waarom willen we dat het kind dit leert? En hoe gaan we het vorm geven? Wat is het doel van de ontwikkeltrajecten (participatie, persoonlijke ontwikkeling en/of prestatie)? De ervaring leert dat er geen eenduidige oplossing is voor deze vragen.
Er dient eerst een brede discussie gevoerd te worden met partijen waar het bewegende kind zich begeeft. De vereniging/bond, de school, de ouders met de vraag wat wil men en wat is bekend over ontwikkelingstrajecten van kinderen.
Wat doet de school al aan bewegingsonderwijs en is daarbij aan te sluiten? Binnen veel organisaties waar ik kom zie ik dezelfde patronen; clubs zijn zeer welwillend om door te ontwikkelen, maar niet wetende in welke richting (divergerende club visie, alle opties zijn open) en hoe dan dit divergerende proces te stroomlijnen tot een heldere lijn en verder vorm te geven.
Het blijft een proces van de lange adem, maar het is de moeite waard om ervoor te strijden met elkaar. Het betreft hier namelijk wel onze kinderen en voor hen de meest optimale ontwikkelingsroutes, zodat zij alles uit hun potentie kunnen halen.
Tot slot
Mijn wens is dat er meer bij elkaar gekeken wordt en dat kennis en ervaringen met elkaar besproken worden, zodat het kind uit eindelijk de beste ontwikkelmogelijkheden krijgt, die recht doen aan de potentie van het individu.
"De Sportsinspirator Community is een manier om bij elkaar te gluren, van elkaar te leren en door elkaar geïnspireerd te raken".
Er is bij de ‘buren’ gekeken en wat heb je gezien?!
- Dat het kind centraal staat in de ontwikkelingsprocessen (ontwikkelfasegericht opleiden).
- Dat als kinderen meerdere sporten beoefenen, dit voordelen heeft t.a.v.; kleinere kans op overbelasting blessures, creatiever zijn in het vinden van oplossingen voor beweegproblemen, zeker ook de top kunnen halen in hun doelsporten en een grotere kans dat ze een leven lang actief zullen zijn.
- Hiervoor een rijke ontwikkelomgeving gecreëerd kan/moet worden.
- Dat een breed motorisch ontwikkelingsprogramma vormgegeven kan worden aan de hand van de grondvormen van bewegen, uitgaande van de ontwikkelingsfases van het kind.
Jan Willem Teunissen
Bewegingswetenschapper
Board of Experts Sports Inspirator
Geinspireerd om meer te weten over Talentontwikkeling?
Bekijk ook eens het artikel: ‘I’m a football player’ – Lebron James.
Dit artikel is gepubliceerd in een bewerkte versie in VISION 78-79 (2018) "Peeping at the Neighbours".